Dordrecht herdacht honderd jaar geleden nog de afschaffing van de slavernij
DORDRECHT – Het is op 1 juli 2013 precies 150 jaar geleden dat de slavernij, waaraan Nederland ook goed heeft verdiend, werd afgeschaft. In Dordrecht werd honderd jaar geleden nog bij stil gestaan bij de afschaffing van de slavernij. Peter Dillingh’, secretaris van het Platform Stedelijke Herdenking, roept dat feit in herinnering.
In de Augustijnenkerk was er 19 juni 1913 een herdenking. De herinneringen aan de slavernij zijn zeker niet verstomd en nog steeds zijn er mensen, die dat te herdenken meer dan de moeite waard vinden. Meestal ligt de nadruk op activiteiten in Amsterdam, maar Dordrecht is ook een stad van een verleden. Wie weet is er nog draagvlak in Dordrecht om halfweg 2013 mee te herdenken.
Peter Dillingh in kerkblad KERK OP DORDT:
Op 1 juli 1863 schafte Nederland de
slavernij af in Suriname en op de Nederlandse
Antillen. Ongeveer 40.000 (Afrikaanse)
slaven kwamen vrij. De dag wordt
sindsdien gevierd als feestdag Keti Koti
(‘gebroken ketenen’).
Vijftig jaar ‘Vrijmaking der Surinaamsche
Slaven’ werd in Dordrecht herdacht met
een samenkomst in de Augustijnenkerk
op donderdag 19 juni 1913. Ds. C.L. van
den Broek opende de feestelijke bijeenkomst
met een woord van verootmoediging
en schaamte, ‘omdat Nederland
eerst 30 jaar later dan Engeland de slavernij
in zijne koloniën afschafte’. Gastspreker
was Cornelis Winst Blijd (1860-1921),
predikant van de Evangelische Broedergemeente
in Paramaribo. In de zomer van
1913 sprak hij in tal van kerkdiensten en
op zendingsfeesten.
‘Met een heldere stem en in beschaafd
Nederlandsch sprak Zijn Weleerwaarde
onder ademlooze stilte eener aandachtige
schare zijn rede uit. Na de groeten
overgebracht te hebben van velen zijner
stamgenooten aan de Christenen in Nederland,
zeide spreker, dat hij gevoelde,
dat het werkelijkheid is, dat er een gemeenschap
der heiligen bestaat, en dat
de scheidsmuur van alle natiën omvergeworpen
wordt door het Evangelie.’
‘Hierna gaf Ds. Blijd een korte levensgeschiedenis
van zichzelf. Hij was 2½ jaar
oud, toen de slaven werden vrijgemaakt,
verloor op 7-jarigen leeftijd zijn
ouders, bezocht de school der Evangelische
Broeders, ontving op de Kweekschool
zijn opleiding tot onderwijzer
in verschillende plaatsen en districten,
werd daarna beroepen tot hulpzendeling,
en eindelijk gevormd tot zendeling.
Als zoodanig is hij lange jaren werkzaam
geweest onder de Boschnegers, vroeger
de schrik van Suriname, maar thans
door den invloed van het Evangelie een
rustig volk.’
‘Ds. Blijd hoopte, dat hij door zijn
eenvoudig woord den band tusschen
Nederland en Suriname, een kolonie,
welke, zooals weleens gezegd wordt,
door het moederland stiefmoederlijk
wordt behandeld, nauwer mocht toegehaald
hebben, en dat zijn woord iets
heeft mogen bijdragen tot opbouwing
van Gods Koninkrijk.’
Koningin Wilhelmina nodigde ds. Blijd
uit op het Loo. Voor koningin en prins,
hun gevolg en enkele genodigden sprak
hij op woensdag 30 juli 1913 over de
zending in Suriname, ‘op een schaduwrijk
plekje van het park’.
(Peter Dillingh is ook secretaris van het Platform Stedelijke Herdenking)